.jpeg)
In mijn vorige buurt had ik met de meeste buren maar weinig contact. Natuurlijk groetten we elkaar en legden we elkaars post op de juiste traptrede - de enveloppen voor de hoogste verdieping op de bovenste tree. Maar grappig genoeg leerde ik mijn buren juist in de weken voor de verhuizing beter kennen.

Het halletje op de eerste verdieping deelden we met de buurvrouw met het mopshondje. Iedere keer als het beestje ook maar een glimp van mijn vriend of mij opving, blafte hij de longen uit zijn kleine lijf. Dat leidde tot korte gesprekken die voornamelijk verliepen via de hond: ‘Goeiemorgen. Rustig maar hè, wij doen niks.’ Of: ‘Lief zijn voor de buren!’. Toen de buurvrouw op een dag een stapel verhuisdozen op onze deurmat zag liggen, grapte ze -op een toon alsof die dingen daar onmogelijk voor bedoeld konden zijn: ‘Gaan jullie verhuizen?’. Mijn vriend moest even slikken voordat hij antwoordde: ‘Nou… eigenlijk wel’. Het werd stil in het halletje. Teneergeslagen keken we naar de stapel met dozen. Zelfs de mopshond liet zich niet horen.
.jpg)
De echte gesprekken kwamen pas op gang met het verschijnen van de verhuisdozen, en het is verleidelijk om dat jammer te vinden. Maar je kunt het ook zo zien: blijkbaar kun je door al die vriendelijke knikjes, opengehouden deuren en gesprekken over de hond behoorlijk op elkaar gesteld raken. Pas als de verhuisdozen tevoorschijn komen besef je
dat je de subtiele maar vertrouwde aanwezigheid van de buren zult gaan missen. Dat ze ongemerkt deel zijn gaan uitmaken van je leven. En dat het hoog tijd is om te laten merken hoezeer je ze hebt gewaardeerd.
Inmiddels zijn we gesetteld in de Staatsliedenbuurt. De dozen zijn uitgepakt en doorgegeven aan een buurman die zelf gaat verhuizen. Hij heeft ons op het hart gedrukt dat hij na zijn verhuizing hetzelfde zal doen.
