Zodra de eerste zonnestralen de staat aanraakten zat ze buiten in haar tuintje.

Zwaai, zwaai naar iedereen die langs kwam. ‘ Goedemorgen’, of juist middag al naar gelang tijd van de dag. Vorderde de zomer, dan klapte ze steevast haar roze parasol uit, heerlijk in de warmte.

‘Ik ben een zomerkind,’ verklapte ze me eens en verbeterde zichzelf direct, ‘nou ja, kind… een zomermens bedoel ik.’

Ze was toen al dik in de tachtig.

‘Ik houd van de zon, de warmte, de zomer. En weet je, het is zo’n gezellige tijd, samen met de buurvrouw buiten koffie drinken of een praatje maken met haar van eenhoog, even kwebbelen met de postbode die langsloopt of de pakketbezorger. En met jullie natuurlijk, de hondenmensen.’

Het was waar, iedere lente en zomerochtend die ik de hond uitliet voor de ochtendplas en -poep, zat ze daar. Op haar plekje, in haar tuintje, achter de waslijn of onder haar parasol.

‘Dag, dag.’ We maakten een praatje priet maar haar naam wist ik niet. Ik noemde haar in gedachten mevrouw Parasol. Hoe lang ze daar al woonde? Geen idee. Of ze getrouwd was geweest? Geen idee. Had ze kinderen? Geen idee. Hoe haar leven eruit had gezien voor ze op de leeftijd kwam om lekker in de tuin in het zonnetje te zitten? Geen idee.

Eigenlijk wist ik niets van haar realiseerde ik me toen ze er van de een op andere dag niet meer zat. De politie en de ambulance waren gekomen en hadden haar deur, die aan de binnenkant op de ketting zat, opengebroken.

Ze heette Ria hoorde ik, de parasolmevrouw en ze was helemaal in haar eentje doodgegaan. Droevig!

Gelukkig was er het zwaai-en-een praatje contact geweest maar het blijft verdrietig dat er zoveel Westerparkers, Amsterdammers, Nederlanders, wereldburgers eindigen in een eenzame dood.

Daarom wil ik zeggen, kijk om je heen en zwaai gewoon even naar degenen die in hun eentje ergens zitten, staan, lopen.





Wil je reageren op dit blog? Dat kan.

Andere blogs teruglezen? Dat kan hier!