Een bijdrage van Dick Jansen, die aanwezig was bij Boek & Film op 6 februari jl. 

De buurtbibliotheek heeft samen met Stadsdorp Westerpark een aardig concept bedacht: Boek en Film. Ze vertonen de verfilming van een – Nederlands - boek en bespreken dan boek en film na. Het concept bestaat al twee jaar, maar ik ontdekte het nu pas. Zee van tijd immers als vers gepensioneerde. Het viel aardig samen met een idee van me om een boekenclub te starten met een leeslijst van “ben ik nooit aan toegekomen”. Ik noem maar een Moby Dick, Oorlog en Vrede, de gebroeders Karamazov. Must reads, ik weet het. Het lukte mij nog wel om de hele – christelijke – kinderbibliotheek op ons dorp te uit te lezen, maar daarna hield ik het niet meer bij. Elk jaar komt er meer uit dan je in een mensenleven zou kunnen lezen. Dus omdat nu Karakter op het programma stond, paste dat goed in mijn plan. Want ook nog niet gelezen. Knorrende Beesten wel, voor alle duidelijkheid, ik ben niet helemaal ongeletterd. Maar één Bordewijk was wel genoeg voor de leeslijst van de HBS.

Via Boekwinkeltjes.nl een gaaf exemplaar op de kop getikt. Eerlijk gezegd viel de taal mij niet mee. Niet alleen archaïsch, maar ook erg ongebruikelijke zinswendingen. Ik heb het iets oudere werk van Nescio er nog eens naast gelegd en vond dat die veel beter de tijd had doorstaan. Toch dreef de geplande filmvertoning mij voort en allengs greep het boek mij. (Dit had een Bordewijkse zin kunnen zijn). De dubbelzinnige drijfveren van zowel de biologische vader Dreverhaven van de hoofdpersoon Jacob Katadreuff, als de onaanraakbaarheid van zijn moeder intrigeerden. De sfeer op het advocatenkantoor leek mij goed getroffen en deden mij denken aan mijn eerste baan op een Haags overheidskantoor. Het was het tijdperk voor de computer zijn intrede deed: we schreven onze brieven – aan gemeenten - met de hand, die gingen naar de typekamer en later ontving je een doorslag retour voor je eigen archief.

Dreverhaven, een beruchte deurwaarder en alleenstaand, had zich op een onbewaakt moment vergrepen aan zijn huishoudster. Ze raakte zwanger, maar wilde de verwekker niet trouwen en vertrok met de noorderzon. Boeiend was de vraag bij de nabespreking of ze verkracht was. Bordewijk is precies in zijn taal en schrijft: “Dreverhaven kwam, thuis, inwendig ziedend, en in een woede die hij verborg maakte hij zich meester van het meisje Joba Katadreuffe. Het meisje was niet van een aard om te bezwijken, zij had een sterke wil, maar zij was een meisje. Wat haar gebeurde was op de grens van overweldiging, het was het niet geheel, en zij beschouwde het ook niet zo.”

Joba hield de rug recht, wilde niets van financiële steun weten en voedde haar zoon alleen op. Dreverhaven slaagde erin om de zoon in het nauw te drijven met leningen die deze had aangegaan bij een louche kredietbank zonder te bevroedden dat zijn verwekker daar achter zat. Uiteindelijk slaagde de zoon erin om door hard werken en studeren op te klimmen tot advocaat en al zijn schulden af te lossen. Bordewijks moraal is dat je vooral sterker wordt door tegen de stroom in te roeien. Om die reden zat hij zijn zoon dwars: om het beste uit hem te persen. En tegelijkertijd om Joba onder druk te zetten om met hem te trouwen: dan zou hij de duimschroeven mogelijk wat minder hard aandraaien is de suggestie. Maar ze geeft geen krimp. Ook al lijkt zij ondanks alles een zwak voor hem te hebben.

Al met al krijgen we een mooi tijdsbeeld voorgeschoteld. Mannen die vrouwen overweldigen en zo nageslacht verwekken, deurwaarders die paupers uitpersen tot de laatste cent, advocaten die zich boven het gepeupel verheven voelen. Een standenmaatschappij waarin dubbeltjes nooit kwartjes kunnen worden. Op die ene na zoals de jonge Katadreuffe. Die werkt zich wel omhoog. Wat hem zoveel inspanning kost dat hem door de blikvernauwing daarbij die ene grote liefde door de vingers glipt.

Een wereld die in minder dan een eeuw volkomen van aanzien is veranderd. Net zoals ik bij het doorbladeren van fotoboeken van ver voor mijn tijd verlang om eens in die wereld rond te lopen, de geluiden van de stad horen, de geuren ruiken, zien hoe mensen bewegen, horen hoe ze praatten, trekt de film mij die wereld in. En lijkt die recht te doen aan de uitspraak: “het verleden is een vreemd land, men doet er alles anders.”

Natuurlijk hebben we nog achterstandswijken. Daar gaat het niet goed mee bleek afgelopen week uit het onderzoek van Aedes. Maar toch, de achterstand van nu is toch niet te vergelijken met de achterstand van toen? Deurwaarders hebben inmiddels toch wel begrepen dat een aanpak van zoals van Dreverhaven, die tot diepe schaamte van de schuldenaren executiebevelen op de deuren nagelde, niet menselijk is? Denk ik.

Een dag na de film loop ik door de buurt. In mijn ooghoek trekt een voordeur mijn aandacht. Er zit een brief op geplakt: VERKOOP BIJ EXECUTIE. Ik kijk om me heen of ik de brede gestalte van Dreverhaven met zijn zwarte flambard om de hoek zie wegschieten. Het was veertig jaar geleden dat ik dit voor het laatst zag, toen de buurt er nog echt slecht bij stond en huisjesmelkers onder dwang uitgekocht werden. Dat achter heel wat voordeuren de schulden zich nog steeds opstapelen weet ik. Maar zo publiek een executieverkoop aankondigen? Zo mensen met schulden kleineren? Had ik het al die jaren gemist? Waarschijnlijk. Zoals ik ook blind was voor de mannen die nog steeds vrouwen overweldigen met een cynisch ‘grab them by the pussy’. De crisisopvang voor vrouwen zit overvol.

Bordewijk is nog steeds actueel.