Op het Van Limburg Stirumplein zitten twee mannen zwijgend in de schaduw met hun rug tegen het tramhuisje, elk met een fles bier in de hand. Eén plukt iets van z’n broekspijpen. De ander kijkt toe.
Ik slenter een beetje door de buurt. Gezien de warmte mijd ik angstvallig zonnige plekken en beland zo in hun schaduwrijke ruimte.
We raken aan de praat. De twee mannen en ik.
We spreken over de warmte, over het nuttigen van alcohol tijdens deze hitte en wat je zoal doet als het warm is. Gewoon buiten zitten, een beetje rondkijken, af en toe wat zeggen en dat is het dan, aldus één van hen.
Beiden tonen mij hun thuisgekoelde flesjes bier en nemen ieder een slok.
De man die links op de bank zit draagt een blauwe trainingsbroek met een witte streep aan de zijkant. De broek is bezaaid met witte kattenharen, laat hij mij zien.
Zorgvuldig is hij geconcentreerd bezig haartje voor haartje van de broek te plukken. De andere man slaat z’n gepluk geïnteresseerd gade.
Ook ik kijk er een tijdje naar. Het is bijna hypnotiserend, of eerder rustgevend.
Dan kijk ik toevallig op naar huisnummer 24 op het plein, er hangt een bord met 'Te Koop'. Op de derde etage staat een woning te koop. Omdat ik geen mobiel bij me heb vraag ik de man in de trainingsbroek eens op Funda te kijken. Hij wekt de indruk daar nooit op te hebben gekeken, daar het zoeken enige tijd kost.
“Wat? 295.000 euro?”
“Hoeveel vierkante meter?” vraag ik. Hij kijkt opnieuw.
“Ongelooflijk, wow, 34 vierkante meter. Net zo groot als mijn huis,” roept hij uit, terwijl hij naar het 'Te Koop' bord kijkt.
Z’n gouden bovengebit schittert, terwijl hij opkijkt in de zon.
“Staat je goed, al dat goud, zeker in de zon”, complimenteer ik hem.
“M’n kiezen zijn niet van goud, dat kan je toch niet zien. “
“Ik weet zeker dat als ik de huur opzeg, dan zal Rotsjdaal , of hoe het ook heet, Roggedaal mijn huis ook te koop gaan zetten. Dat is boven mij ook gebeurd.
Hij lacht z’n gouden tanden bloot en neemt een slok uit z’n fles. “Alleen van boven heb ik goud,” zegt hij. “Ik kan ze er ook even voor je uithalen kan je het beter zien.“ Gaat hij de daad bij het woord voegen zijn bovengebit te laten zien?
Hij kijkt nog een keer naar het te koop staande huis en zegt verbouwereerd, “34 vierkante meter.”
Dat is dan 10 meter diep en 3.40 meter veertig breed, rekenen we uit. Het bovengebit showen lijkt vergeten.
“Weet je hoe mijn poes heet,” vraagt hij, terwijl hij zich weer van z’n taak kwijt het opschonen van z’n broek.
“Takkie” versta ik.“ Van Jip en Janneke?”
“Nee, ze heet Taghi. Taghi werd gezocht en ik vond mijn Taghi. Elk uur heeft ze tien minuten aandacht nodig, daar doet ze het op, elke dag. Tien minuten maar.”
Nogmaals kijken ze naar boven; “We kunnen het niet geloven, “295.000 eurootjes. Dat voor 34 meter. De mensen zijn gek geworden tegenwoordig.”
Ik wil mijn weg vervolgen. Zegt de andere man, die tot nu toe geen woord gezegd heeft, dat hij verrast was dat ik met hen in gesprek raakte, dat gebeurt niet alledag, zo zegt hij. Hij heft zijn flesje bier naar mij op en zegt dat hij hoopt dat God voor mij zal zorgen. De opmerking, verrast mij, zelf heb ik het niet zo met een God. Ik kan niet zo snel iets bedenken, volsta ik met een, dank je wel, of …? Hij ziet m’n aarzeling, en wenst mij nogmaals hetzelfde toe.
Ik wens de andere man een kattenhaarloze broek toe. Met in m’n achterhoofd dat hij morgen wel weer zal zitten plukken. En overmorgen.
Een uur later passeer ik opnieuw de locatie, inmiddels heeft zich een derde man bij de twee anderen gevoegd. Zie foto.
Bij mij logeert momenteel een poes, heb je een poes dan heb je haren. Om de dag borstelen, dat scheelt. Vanochtend ontdekte ik aan mijn linker broekspijp kattenharen. Gisteren nog had ze mij daar kopjes gegeven. Ik dacht nog aan de man met de trainingsbroek en z’n kattenharen. Ik klop de broek uit op het balkon op twee haartje na was dat afdoende.
Wil je reageren? Dat kan. Je kunt Constance bereiken op
constancevarekamp@stadsdorpwesterpark.nl